C kwam bijvoorbeeld thuis met het volgende: 'Papa, J van mijn klas zegt dat de Sint niet echt bestaat. Hij zegt dat jullie die speelgoedjes zelf leggen.' Ik aarzelde een beetje: Koudweg liegen of de illusie doorbreken? Door die aarzeling loste het probleem zichzelf op. C vulde zichzelf aan: 'Maar wat J zegt, is niet waar hé. Want we zien de Sint toch op TV? Als hij niet bestond, konden ze hem ook niet filmen, hé.'
Ondanks de bedenkelijke argumentatie, was ik toch opgelucht dat het probleem zichzelf oploste. Hij is zo enthousiast over het hele Sintengebeuren dat ik het niet over mijn hart krijg de droom te doorprikken.
Maar misschien blijft hij er ook in geloven om eerder opportunitische redenen ('Liefste Sint,
Ik wil graag een Dinoskelethotwils en een Dino Tiesjirt.')
Geen opmerkingen:
Een reactie posten